Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) was hulpprediker bij de Hersteld Lutherse Kerk te Amsterdam. Hij kwam in moeilijkheden omdat hij protesteerde tegen de onrechtzinnige predikant Uckermans. Dit had tot gevolg dat de aanklager als rustverstoorder werd afgezet. Te Utrecht promoveerde Kohlbrugge in 1829 op een studie over Psalm 45 tot doctor in de theologie. Vervolgens deed Kohlbrugge herhaalde verzoeken om lid te worden van de Nederlandse Hervormde Kerk, maar al deze pogingen mislukten; men wilde deze ‘onruststoker’ niet. Zijn kerkelijke lijdensweg publiceerde hij in ‘Het lidmaatschap bij de Hervormde Gemeente hier te lande mij willekeurig belet’.
In 1833 maakte Kohlbrugge een reis naar Elberfeld en hield daar de bekend geworden preek over Romeinen 7:14. Bij de voorbereiding van deze preek ontdekte hij de komma achter het woordje ‘vleselijk’. Het werd hem duidelijk dat ook de wedergeboren Paulus wist dat hij ‘vlees’ was, verkocht onder de zonde en dat de Wet geestelijk is en alleen door Christus kan worden volbracht. Hij werd een prediker die alle nadruk legde op de rechtvaardiging van de goddeloze. Zestienmaal heeft Kohlbrugge het Woord bediend in het Wuppertal. Op zijn prediking werd heel verschillend gereageerd, enerzijds was er hartelijke instemming, maar aan de andere kant klonk er kritiek. Uiteindelijk werd hem het preken in het Rijnland verboden, omdat men vermoedde dat Kohlbrugge een tegenstander was van de ‘Union’, een vereniging van luthersen en hervormden. Het ministerie-Altenstein liet hem weten dat hij geen toegang meer kreeg tot de kansels van de Rijnprovincie.
Kohlbrugge keerde terug naar Nederland en tot 1846 woonde hij in Utrecht. Een lange periode van eenzame jaren brak voor hem aan. In deze tijd onderhield hij diverse contacten. In 1845 maakte hij opnieuw een reis naar Duitsland en te Godesberg ontmoette hij de gebroeders Von der Heydt uit Elberfeld. Deze verzochten hem mee te gaan en na de nodige aandrang zwichtte Kohlbrugge. In 1846 verhuisde hij met zijn gezin naar Elberfeld. In zijn huis belegde hij diensten voor een kleine kring gereformeerden die zich niet had kunnen verenigen met de door de Pruisische regering opgelegde ‘Union’. In 1847 vaardigde koning Friedrich Wilhelm IV het ‘tolerantie-edict’ uit, waardoor allen die ernstig bezwaar hadden tegen de ‘Union’ vrije uitoefening van eredienst werd gewaarborgd. Kohlbrugges geestverwanten maakten gebruik van deze regeling en de ‘Niederländisch-Reformierte Gemeinde’ werd gesticht. Kohlbrugge werd in 1848 door zijn ouderlingen met handoplegging tot predikant bevestigd. Tot eind 1874 bediende hij het Woord in deze gemeente. Op 5 maart 1875 werd hij afgelost van zijn aardse post.
Verschillende geschriften, meest preken, zijn er van zijn hand verschenen. Deze werden meestal door medewerking van zijn vrienden uitgegeven. Diverse werken zijn opgenomen in het Amsterdamsch Zondagsblad, een weekblad dat van 1888 tot 1899 verscheen onder redactie van de predikanten H. A. J. Lütge en A. J. Eijkman. In dit blad werden onder de noemer ‘Uit de schat der kerk’ allerlei werken van Kohlbrugge opgenomen.
H. Boele, Hendrik-Ido-Ambacht